uitspelen

{{uitspelen}}{{/term}}

1 [ten einde spelen] terminer (un jeu)

2 [in het spel werpen] jouer

3 [sport en spel][geen kans geven] déjouer

♦voorbeelden:

1   haar rol is uitgespeeld • son rôle est terminé

2   een troef uitspelen • jouer atout

     iets uitspelen tegen iemand • utiliser qc. contre qn.

     mensen tegen elkaar uitspelen • monter des gens les uns contre les autres

3   een tegenstander uitspelen • déjouer un adversaire

Deens-Russisch woordenboek. 2015.